Afbeelding van een potje inkt met een schrijfveer erin. Op de achtergrond is de opschrift te lezen: Dan ben jij geen goede Nederlander

Geen goede Nederlander
Zwolle wordt bezet

Auteur: Doriet Begemann

Augustus 2013
Leestijd: 15 – 20 minuten
Jo is in het jaar 2014 overleden
Zij is 100 jaar geworden

"Mijn naam is Jo van den Berg–Smeenk en ik ben 99 jaar oud. Ik zal u mijn verhaal vertellen over wat ik heb beleefd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze heb ik meegemaakt in mijn huis aan de Pilotenlaan in Zwolle waar ik nu nog steeds woon.
De Tweede Wereldoorlog heb ik zien aankomen want in mei 1939 werd mijn echtgenoot opgeroepen door Defensie. Er was dreiging dat Duitsland ons land zou binnenvallen.
Het was voor mij de vraag: komen ze wel of komen ze niet."

Portretfoto van Doriet Begemann
Een portretfoto van Jo van den Berg-Smeenk
De 99-jarige Jo van den Berg-Smeenk

Waterlinie

Kort na de invasie van de Duitsers kwam mijn man weer thuis. Dat moet zo midden mei 1940 geweest zijn. Hij is een jaar lang weggeweest. Ik weet niet precies wat hij bij de Nieuwe Hollandse Waterlinie gedaan heeft. Ik meen dat hij loopgraven moest maken.

Hij is heel angstig geweest omdat de Duitsers op dat moment ook al in het gebied waren. Hen wilde hij natuurlijk niet tegenkomen in zijn eentje. Mijn man heeft de hele nacht op zijn paard rondgereden op zoek naar de groep. Tegen de ochtend heeft hij ze gevonden.

Mijn echtgenoot sprak eigenlijk niet over wat hij meegemaakt had bij de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Of hij het niet wilde vertellen, vraagt u? Nee, ik wou het ook niet weten. Dat was als de Duitsers je misschien uit wilden horen. Hoe minder je wist, hoe beter het was. Na die tijd hebben wij er nooit meer over gesproken.

Opgepakt

Mijn man is in de oorlog 2 keer opgepakt door de Duitsers. De eerste keer kwamen zij bij ons aan huis. Het was een zondagochtend en opeens stonden er Duitsers voor de deur. Zij kwamen mijn man ophalen omdat hij voor hen moest werken in het kader van de Arbeidseinsatz.

Ik loog dat hij in de kerk zat. Maar in werkelijkheid was hij gewoon thuis. Hij was zo vreselijk nieuwsgierig dat hij om het hoekje van de keuken gluurde. De Duitsers zagen hem gelijk en toen hebben zij hem meegenomen. Ha, mijn man gedroeg zich toen een beetje dom!

Ik kan er nu een grapje over maken, maar op dat moment was ik heel bezorgd hoor. Wat ging er met hem gebeuren, hoe lang bleef hij weg en waar werd hij naar toe gebracht? Na een paar dagen kwam hij weer thuis. Hij vertelde dat hij loopgraven moest graven.

Van de Duitsers had hij een Ausweis gekregen omdat hij tuinder was. Een Ausweis is een papiertje waarop stond dat hij vrijgesteld was van dwangarbeid voor de Duitsers. Daarna werd hij vrijgelaten en mocht hij naar huis.

De tweede keer dat de Duitsers bezig waren om de mannen in Zwolle op te pakken, werd ik gewaarschuwd. Iemand kwam naar me toe en zei: 'Ze pakken alle mannen weer op. De één zit al vast in de kerk en de ander in een school.' Mijn man was op het land aan het werk.

Toen ben ik snel naar hem toegegaan. Ik wilde tegen hem zeggen om niet richting huis te vertrekken. Hij moest naar mijn ouders gaan want daar zou hij veilig en onvindbaar zijn voor de Duitsers. Maar het was helaas al te laat.

De Duitsers hadden hem alweer te pakken en vastgezet. Net even voorbij de IJsselcentrale stond een hek. Daarop zat hij naast een aantal andere mannen. Elke man die voorbij kwam, werd aangehouden en vastgezet. Dat mijn man in het bezit was van een Ausweis stelde ons niet gerust. De Duitsers waren onvoorspelbaar.

Mijn man zei altijd: 'Wacht maar af want je weet nooit wat ze doen.' De Duitsers wilden mijn man niet gelijk vrijlaten op vertoon van zijn Ausweis. Zij wilden deze eerst controleren op echtheid. Hij kwam pas laat in de avond weer thuis. Ik was heel erg bang dat hij nooit meer terug zou komen.

Ik heb nooit last gehad van de Duitsers. Zij vielen geen vrouwen lastig. Wie ik wel vervelend vond, waren die landverraders, die NSB'ers. Je kon ze niet vertrouwen en zij waren het gevaarlijkst.

Of ik wist wie in Zwolle een NSB'er was? Nee, ik kende ze niet persoonlijk, maar je hoorde het 'van zeggen van'. Ik weet geen namen meer op te noemen. Maar destijds moest je altijd oppassen met wat je tegen wie zei, want je wist niet wie een landverrader was.

Vuurballen

Mijn huis aan de Pilotenlaan ligt op ongeveer anderhalf kilometer afstand van de spoorbrug over de IJssel. Deze was tijdens de oorlog regelmatig doelwit van bombardementen en beschietingen. Door de trillingen van de bombardementen sprongen telkens de ruiten van ons huis. Wij hebben de ramen toen maar dichtgetimmerd met planken.

Op een gegeven moment zag ik ook de V1, Dat was een Duitse bom. Oh, dat was zo'n griezelig ding in de lucht dat een fluitend geluid maakte. Het leek op een grote rode bal van vuur en die zag je zo door de lucht vliegen. Waar die bommen terechtkwamen, weet ik niet. Ik neem aan dat ze afgeschoten werden richting Engeland.

Ik herinner me de zwermen vliegtuigen die over ons huis vlogen. Het probleem was dat je nooit wist of de bommenwerpers hier wat lieten vallen of dat ze verder vlogen naar bijvoorbeeld Engeland of Duitsland. Je zat daarover continue in spanning als het luchtalarm afging.

De ene keer waren het de Duitsers die denk ik richting Engeland vlogen. De andere keer waren het bommenwerpers van de geallieerden die naar Duitsland vlogen. Dan dacht ik: och, die arme mensen daar. De vrouwen in Duitsland hebben – net zoals de vrouwen hier – part noch deel aan de oorlog.

Als het luchtalarm overdag afging, kwamen er soms Duitse soldaten bij ons schuilen in de hooibalen. Ik herkende op een gegeven moment hun gezichten. Op een keer kwamen ze weer. Ik zag aan het gezicht van de jonge Duitse soldaat dat het niet goed ging. Ik zei tegen hem: 'Wat zie jij er vandaag uit! Helemaal niet vrolijk. Zit je in over je vrouw?'

De soldaat antwoordde: 'Nee, vrouw komt wieder, maar moeder nooit.' Deze zin heb ik heel goed onthouden. Hij bedoelde ermee te zeggen: je kunt altijd een andere vrouw trouwen, maar je moeder kun je niet vervangen. Hij zat heel erg in over zijn moeder want in Duitsland werd er ook flink gebombardeerd.

Tabak verbouwen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog heb ik 3 kinderen gekregen. Zij zijn geboren in 1940, 1941 en 1943. Als mijn man en ik beiden op het land werkten en het luchtalarm loeide, dan wisten de kinderen precies wat ze moesten doen.

De oudste nam – hoe jong ze ook was – de twee jongsten gelijk mee naar de kelder. Op een gegeven moment deed ze dat ook al bij het horen van een vliegtuig.

Wij sliepen voor de zekerheid niet meer op de bovenverdieping. Door de continue dreiging van bombardementen was het niet meer vertrouwd om daar te slapen. De afstand van de bovenverdieping naar de kelder was te lang. Daarom had ik al onze bedden verplaatst naar de begane grond. Mocht 's nachts het luchtalarm afgaan, dan konden we gelijk doorsteken naar de kelder.

Het was overigens geen schuilkelder. Of deze genoeg bescherming bood voor een inslag? Dat weet ik niet want dat is nooit gebeurd. Maar wij hadden er voor de zekerheid een bijl liggen. Mocht de boel instorten, dan konden we een luik kapotslaan zodat wij naar buiten konden. Ik had in de kelder ook stoeltjes en tafeltjes neergezet voor het geval wij er voor een langere periode moesten schuilen.

Toen wij niet meer op de bovenverdieping sliepen, gebruikten wij deze ruimte voor het verbouwen van tabak. Wij hadden er allemaal lijntjes gespannen. Hieraan hingen de tabaksbladeren te drogen. Daarna brachten wij de bladeren weg naar de fabriek die er sigaretten van maakte.

Er heerste tabakschaarste en dat creëerde vraag. Daarom zijn we tabak gaan verbouwen. Voor ons was het een mooi ruilmiddel. Ik had bijna geen kleren voor mijn 3 opgroeiende dochters. De sigaretten ruilde ik voor kledingstukken die ik vervolgens vernaaide voor mijn kinderen.

Inkwartieren

Bij ons huis kwamen Duitsers en onderduikers elkaar soms tegen. Dat leverde zeer spannende situaties op. De Duitsers hadden namelijk geen flauw idee dat ze met onderduikers te maken hadden. Toen ik op een dag aan het werk was, zag ik Duitse soldaten aankomen.

Op dat moment was een jong meisje bij ons ondergedoken en ze stond naast mij. Ik zei tegen haar: 'Denk eraan dat je niet lacht.' De Duitsers mochten niet van haar gecharmeerd zijn en met haar willen praten. Ze zou zichzelf kunnen verraden. Gelukkig hebben ze haar met rust gelaten.

In ieder geval, de Duitsers kwamen voor wat anders. Zij wilden zich in mijn woning huisvesten. Ik deed eerst net of ik ze niet begreep. Een Duitse soldaat wees met zijn vinger de lucht in richting de bovenverdieping en zei: 'Müsse hier inkwartieren.'

Ik zei dat dat niet kon en loog dat onze kinderen een besmettelijke ziekte hadden. Hij wilde daarvan bewijs zien. Ik wees naar een paar blikken die in de vensterbank stonden. Daar zaten pillen in, zogenaamd voor de kinderen. In werkelijkheid was het rattenvergif, maar dat wisten de Duitsers niet. Toen zijn ze weggegaan.

De volgende dag kwam de buurman naar mij toe. Hij vertelde dat er 25 Duitse soldaten in hun kleine huis waren ingekwartierd. Die sliepen nu hutjemutje naast elkaar. Zij hadden alleen nog maar de beschikking over hun eigen bedstee.

Kloof rijk & arm

U vraagt of ik een boodschap heb voor de toekomstige generaties? Ik signaleer een grote ongelijkheid in de samenleving die alleen maar toe lijkt te nemen. Ik vind het verschrikkelijk om te zien dat de één veel meer verdient dan de ander. Dat verschil wordt veel en veel te groot.

Je mag best wat meer verdienen als je gestudeerd hebt. Maar een half miljoen of tweehonderdduizend euro? Dat is schandalig. Je hebt mensen die bijvoorbeeld 15 miljoen verdienen en een arbeider die hard moet werken om net rond te kunnen komen. Ze zouden een dagje moeten ruilen van werk, dan wisten ze ook wat dat was.

Het is toch belachelijk dat mensen naar de Voedselbank moeten! Daardoor komt er wrijving in de samenleving en mensen kunnen in opstand komen. Dat kan uitdraaien op een oorlog. Mijn boodschap is daarom: wees gelukkig met wat je hebt en wordt niet materialistisch. Genoeg is genoeg."