Surrealistische foto van een man die op een boek wandelt. De weg leidt naar het symbool van het kruis waaraan de bijbelse figuur Jezus gestorven is.

De Vertrouwen is mijn God
Oorlog op het schip

Het is 10 mei 1940. Sjoerd Bakels springt aan boord van zijn 50 meter lange boot. Dat doet hij altijd op een jeugdige en opgewekte manier. Maar vandaag is de sprong anders. Bij zijn landing licht hij zijn bezorgdheid toe met de woorden: "De oorlog is uitgebroken." Op dat moment slaat de 4–jarige Foekje haar vader intens gade. Wat oorlog precies is, weet ze niet. Maar instinctief voelt ze de onheilspellende lading van de woorden aan. Wat oorlog is, wordt nog dezelfde dag duidelijk. Ze kijkt naar boven en ziet een continu aanhoudende stroom van gevechtsvliegtuigen. Het gierende geluid van ronkende motoren is de hele dag overheersend aanwezig.

Portretfoto van Doriet Begemann
Een foto van Sjoerd Bakels op zijn schip De Vertrouwen.
Sjoerd Bakels op zijn schip De Vertrouwen

De Vertrouwen is mijn God

We nemen een sprong terug in de tijd. Sjoerd Bakels wordt geboren op 28 september 1898. Hij groeit op in een gereformeerde schippersfamilie dat 9 kinderen telt. Als hij oud genoeg is, treedt hij in de voetsporen van zijn vader en wordt ook schipper.

Sjoerd Bakels krijgt de tjalk van zijn vader in bruikleen. Dit scheepstype wordt voortgestuwd door zeilen en heeft een laadvermogen van 120.000 kilo. Sjoerd Bakels verdient zijn inkomen met het transporteren van mest. Hij vervoert deze van Friesland en Groningen naar de bollenstreek in de provincie Zuid–Holland.

Inmiddels is Sjoerd Bakels getrouwd met Lize Besjes. Zij is geboren op 15 april 1905. Samen krijgen ze 9 kinderen waarvan de eerste in 1930 wordt geboren en de laatste in 1946.

Op een dag in 1933 ligt Sjoerd Bakels met de tjalk naast het scheepstype kempenaer. Dit schip is 50 meter lang en 7 meter breed. Het heeft een laadvermogen van 500.000 kilo, is gemotoriseerd en beschikt over woon– en slaapgedeeltes.

Hij raakt in gesprek met de eigenaresse van de kempenaer. Zij vertelt dat haar man net is overleden en dat ze het schip zo snel mogelijk wil verkopen. Ze heeft de kempenaer 6 jaar geleden nieuw laten bouwen voor maar liefst 30.000 gulden.

De jaren dertig is een tijd van economische crisis. Er zijn te veel schepen en er is te weinig vracht om te vervoeren. Veel schippers zitten werkloos thuis. Maar Sjoerd Bakels waagt de sprong in het diepe.

Hij koopt de kempenaer voor 16.000 gulden. Hij heeft 200 gulden aan handgeld en de financiële vooruitzichten zijn onzeker. Toch leent de Scheepshypotheekbank hem het benodigde bedrag. Dit krijgt Sjoerd Bakels op basis van zijn goede naam.

Hij staat namelijk bekend als een betrouwbare man die altijd zijn verplichtingen nakomt. Op basis van vertrouwen krijgt hij een lening van 16.000 gulden en daarvan koopt hij in 1933 de kempenaer.

Naar oud gebruik geeft de schipper zijn schip een naam. Populaire aanduidingen in die tijd zijn 'De Hoop' of 'Het Vertrouwen'. Het is een verwijzing naar de gedachte 'Ik hoop dat het goed gaat' of 'Erop vertrouwen dat het een behouden vaart wordt'.

Maar Bakels doet het net even iets anders en speelt met het lidwoord. Hij noemt zijn schip niet 'Het Vertrouwen', maar 'De Vertrouwen'. Deze naam is een verwijzing naar de manier waarop hij het schip in bezit heeft gekregen. Het is namelijk gekocht op vertrouwen.

Daarnaast is 'De Vertrouwen' een verwijzing naar God. Hij is de vertrouwen van Sjoerd Bakels. Hij redeneert: "God is mijn vertrouwen en Hij beschermt mij en mijn gezin op dit schip." En met deze, voor hem onwrikbare, wijsheid vaart hij met 'De Vertrouwen' de Tweede Wereldoorlog in.

Surrealistische foto van de ingang van voormalig concentratiekamp Auschwitz.

Uitgehongerde mensen

Foekje vertelt: "Ik heb heel veel angst gehad in de oorlog. Zo moesten we over het IJsselmeer in konvooi varen met andere schepen. In het water lagen veel mijnen en daar kon je tegenop varen.

Wij kregen van moeder een dubbel stel kleren aan. Als ons schip op een mijn zou varen, het zou zinken en wij de explosie zouden overleven, dan hadden we tenminste nog een stel extra kleren. Een ander schip kon ons dan opvangen. Dat waren angstige tijden. Ik merkte dat mijn ouders heel bezorgd waren. Je voelde altijd spanning op het schip. Altijd."

De spanning uit zich ook in de omgang met de Duitsers. Onder dwang van de vijand heeft Sjoerd Bakels eens spullen van Joden vervoerd. "Als hij dat weigerde. werd hij gewoon neergeknald", zegt Foekje. Ze benadrukt: "Wij hebben niet voor de Duitsers gevaren. We hebben louter en alleen die ene lading vervoerd."

Foekje weet nog wat voor Joodse goederen er werden vervoerd. "In het ruim zag ik heel mooi speelgoed liggen. Ik dacht nog: wat moeten die kinderen rijk geweest zijn! Wij mochten niet met een pop of een ander speeltje bij het ruim staan want de Duitsers hielden toezicht.

Mijn moeder zei tegen ons: 'Denk erom dat je niet bij het ruim gaat staan. De Duitsers kunnen denken dat jullie speelgoed uit de lading komt en dan moet je het ook inleveren.'"

Wanneer het was en in welke stad De Vertrouwen lag aangemeerd, weet Foekje niet meer. Maar op een dag speelt ze buiten op het dek. Als ze opkijkt, ziet ze langs de kade een praam. Dat is een plat schip, ook wel dekschuit genoemd. Daarop staan allemaal mensen. Ze zijn vel over been en het zijn net lopende geraamtes. Hun holle ogen staren doelloos over het water.

Zij moeten op last van de Duitsers de vracht uit De Vertrouwen sjouwen. Dan haalt een broer van Foekje rauwe aardappels uit de stuurhut. De uitgehongerde mensen zien het eten en vliegen erop af. Maar ze worden door de Duitsers bruut weggejaagd.

Sjoerd Bakels ziet het tafereel met lede ogen aan. Hij twijfelt geen moment en kookt een grote emmer met aardappels. Uit het zicht van iedereen laat hij het eten afkoelen. Dan wacht hij op het moment dat de Duitsers weggaan om te eten. Hij wenkt de uitgehongerde mensen en biedt ze de afgekoelde aardappels aan. Foekje ziet hoe ze er letterlijk bovenop springen. Zo'n enorme honger hebben de mensen.

Lize Bakels kan het niet meer aanzien. Ze loopt naar binnen en de tranen rollen over haar wangen van verdriet. Hoe kunnen mensen elkaar dit aandoen?

Foekje vertelt: "Ik heb later nog met mijn ouders gesproken over de oorlog. Mijn vader vertelde dat die uitgehongerde mensen Joden uit Polen waren.

Weet je, de schippers hadden onderling veel contact met elkaar. Als kind hoorde ik ze praten over gasovens. Ik wist toen niet wat het woord betekende. Maar ik was er wel een beetje bang van. Dat kwam door de manier waarop de schippers er met elkaar over spraken. Ik voelde dat instinctief aan.

Pas later besefte ik dat ze spraken over de Joden die vergast werden in de concentratiekampen. Ze vertelden het elkaar door dat de Joden in de gasovens werden gegooid."

Een foto van het gezin Bakels dat op het schip De Vertrouwen zit.
Het gezin Bakels zit op het schip De Vertrouwen.
(De datum waarop de foto is genomen, is onbekend.)

"De Here bewaart ons"

Het is december 1942 en de kerstvakantie is in zicht. De Vertrouwen ligt in de haven van Düsseldorf in Duitsland. Sjoerd Bakels is niet aanwezig op het schip. Hij is op reis richting Nederland om zijn 3 oudste kinderen op te halen. Zij verblijven in Sneek op een schippersinternaat. Hij reist met de trein omdat dit de goedkoopste en de snelste manier is.

Als de avond invalt en de zon achter de horizon verdwijnt, klinkt er opeens het geluid van de sirene in de haven van Düsseldorf. Dat is het sein van aankomend gevaar van bombardementen. Iedereen moet zichzelf zo snel mogelijk in veiligheid brengen. Mensen vluchten de schuilkelders in. Maar Lize Bakels blijft met haar 5 kinderen, waarvan de jongste in de wieg ligt, in De Vertrouwen.

"Waarom gaan we niet naar de schuilkelder?" vragen de kinderen aan moeder. Zij zegt daarop bewust en zelfverzekerd: "De Here kan ons op het schip ook wel bewaren." Na dit ferme antwoord steekt iedereen de handen uit de mouwen om alle ramen te verduisteren.

Er mag geen straaltje licht van de petroleumlamp naar buiten glippen. Gebeurt dat wel, dan is het schip vanuit de lucht zichtbaar. Daardoor wordt het een doelwit en daarom moet alles 'lichtdicht' zijn.

Nadat de voorbereidingen getroffen zijn, zegt Lize Bakels: "Ik ga eerst bidden of we bewaard mogen blijven. Daarna zal ik jullie uit de kinderbijbel voorlezen. Ik stop pas als het bombardement afgelopen is."

In de verte hoort Foekje het geluid van ronkende en gierende motoren naderen. Moeder is inmiddels begonnen met het voorlezen uit de kinderbijbel. En dan bereiken de bommenwerpers de haven van Düsseldorf.

Net zoals je bij onweer wacht op de donder na een bliksemflits, zo wacht Foekje op het moment dat de bommenwerpers hun lading droppen. En dan is het zover. Het bombardement begint. Buiten gaat het vreselijk tekeer en het is een oorverdovend lawaai.

Maar in de besloten ruimte van De Vertrouwen heerst er rust. Moeder straalt een enorme kalmte uit. Deze rust brengt ze over op haar kinderen. Daardoor raakt niemand in paniek. De woorden die ze voorleest, zijn niet allemaal te verstaan. Maar dat hoeft ook niet want iedereen kent de verhalen.

Eindelijk is het bombardement afgelopen. De Vertrouwen is er nog en niemand is gewond. De bommen hebben het schip niet geraakt. Dan zegt Lize Bakels op een manier alsof ze een verhaaltje heeft voorgelezen voor het slapengaan: "En nu naar bed."

Maar daar is niet iedereen het mee eens. Eén van de kinderen zegt: "Moeder, u hebt gebeden of wij bewaard mochten blijven, dan moet u daar ook voor danken." "Daar heb je gelijk in", zegt ze en ze spreekt een dankgebed uit. Daarna zoekt iedereen zijn of haar bed op.

Als de zon opkomt en het licht de duisternis verdrijft, wordt duidelijk dat De Vertrouwen wonderbaarlijk bewaard is gebleven. De schepen die voor en achter De Vertrouwen lagen, zijn allebei geraakt door een bom. De mensen die daarop woonden, waren niet aanwezig op de schepen. Ze waren allemaal gevlucht naar de schuilkelder. Maar op deze schuilkelder is een dieptebom gevallen en alle mensen die erin zaten, zijn omgekomen.

Video van het interview met Foekje Begemann-Bakels

Dit fragment hoort bij de serie van geschreven portretten 'De laatste overlevenden van de Tweede Wereldoorlog'.
Foekje vertelt op boeiende wijze over de ervaringen die zij heeft meegemaakt tijdens de oorlog.

Liquidatie in Delft

Foekje vertelt: "Schipperskinderen gingen vaak maar een paar jaar naar school. Als het schip ergens lag, werd er een school gezocht. Dan ging je een poosje naar school. Je kreeg huiswerk mee dat je moest maken op het schip. Als je weer ergens lag met het schip, zocht je weer een school en bracht je het huiswerk mee. Zo ging dat.

Toen ik 8 jaar oud was, ging ik in Delft naar school. Tijdens de reis naar school moest ik altijd een brug over. Op een dag stond deze open. Ik zag een schip voorbij varen met allemaal gevangenen erop.

De Duitsers liepen over het dek heen en weer. Het waren allemaal Nederlanders die opgepakt waren. Ik ben daar in mijn hoofd de hele dag mee bezig geweest. Ik dacht: wat erg dat die mensen opgepakt zijn en opgesloten zitten!

Ook heb ik op klaarlichte dag een liquidatie gezien in de straten van Delft. Iemand kwam aanfietsen en pakte een pistool uit zijn zak. Daarmee schoot hij iemand door het hoofd. Ik zag het slachtoffer neervallen op de grond.

Wie daarvoor verantwoordelijk is geweest, weet ik niet. Het kunnen de Duitsers zijn geweest, de NSB of het verzet. Ik schrok wel natuurlijk, maar ik ben gewoon doorgelopen. Je moet niet vergeten dat het oorlog was, er gebeurde zoveel. Maar vergeten, doe je nooit."

De hongerwinter 1944‐1945

Het gezin Bakels heeft nooit honger geleden op het schip. Het had, zoals Foekje het verwoordt, een 'levende have' aan boord. Op het schip woonden 'tijdelijk' allerlei soorten dieren zoals kippen en konijnen. Deze werden eigenhandig geslacht, gebakken of gebraden en daarna opgegeten.

Lize Bakels kocht altijd balen met meel. Daarvan bakte ze brood. De schippers die voedsel vervoerden, verkochten deze aan andere schippers.

Maar in Delft heeft het gezin Bakels geen ruimte voor een 'levende have'. Er zijn ook geen schippers met vrachten voedsel. Het eten wordt door de overheid verdeeld. Mensen krijgen bonnen en die kunnen ze bij een centraal afhaalpunt inleveren voor bijvoorbeeld suiker, koffie en brood.

Maar dat eten is bij lange na niet genoeg om de honger te stillen. En het voedseltekort wordt nog erger. De winter van 1944–1945 is de geschiedenis ingegaan als de Hongerwinter. Meer dan twintig duizend mensen zijn om het leven gekomen door honger, uitputting en kou.

Foekje herinnert zich: "Bij het ontbijt kregen we een half sneetje brood. Daarmee moest je het tot 13:00 uur doen. Dan kreeg je weer een half sneetje brood. Voor het slapengaan, kregen we soms een stukje rauwe suikerbiet, koolblad of aardappelschil. Het werd niet gekookt. De gedachte was: als je maar wat te knauwen hebt en iets in je maag hebt. Daarmee kon je het ergste hongergevoel een klein beetje onderdrukken."

In april 1945 is Sjoerd Bakels voldoende genezen van tuberculose. Hij besluit om eten te zoeken in Friesland waar nog voedsel is. Met een bevriende schipper vaart hij op een tjalk mee naar het Noorden. Maar hij moet wel voorzichtig zijn dat hij niet wordt opgepakt door de Duitsers. De vijand zoekt nog steeds mannen om in te zetten als dwangarbeider.

Op een dag krijgt Lize Bakels bericht van haar man. Hij heeft aardappels vanuit Friesland gestuurd naar Den Haag. Een bevriende schipper heeft deze vervoerd. De aardappels kan ze nu ophalen. Rond 08:00 uur vertrekt ze samen met haar oudste zoon Adrie richting Den Haag. Ze gaan lopend op pad en nemen een handkar mee voor de aardappels.

Ze bereiken de schipper, vullen de handkar met aardappels en zetten de terugtocht in. Dan zien ze aan de overkant van het water een groep NSB'ers op de pont stappen. Adrie rekent snel uit dat ze elkaar bij de aanlegplaats zullen tegenkomen en ziet de bui al hangen.

Adrie zegt: "Moeder, zullen we nu linksaf de steeg ingaan? Dan hoeven wij ze niet tegen te komen. Straks pakken ze onze aardappels af." Lize Bakels ziet de noodzaak er niet van in en ze lopen gewoon door. Had ze maar beter naar de voorspellende uitspraak van haar zoon geluisterd!

De NSB'ers stappen van de pont af, zien de handkar met aardappels en nemen het eten in beslag. Maar daar laat Lize Bakels het niet bij zitten.

Ze is zo verschrikkelijk boos dat ze gelijk naar de Duitse ambassade doorloopt. Hoe lang ze op de stoep voor de Duitse ambassade heeft gezeten, weet niemand meer. Maar dat ze haar aardappels terug zal halen, dat staat als een paal boven water.

Dan ziet ze een Duitse wachtcommandant vanuit de ambassade naar buiten lopen. Ze bedenkt zich geen moment en spreekt hem in vloeiend Duits aan. Deze taal heeft ze geleerd op haar vele schippersreizen naar Duitsland. Ze legt uit wat haar overkomen is en ze wil haar eten terug.

Hij begrijpt het onrecht wat haar is aangedaan. Ze heeft nog dezelfde dag haar aardappels teruggekregen.

Surrealistische foto van de ingang van voormalig concentratiekamp Auschwitz.

Bevrijding

Dan is het mei 1945 en Delft wordt bevrijd door de geallieerden. De Nederlandse vlag die jarenlang verboden was, wordt nu massaal tevoorschijn gehaald. Overal in de stad wappert het rood–wit–blauw trots en fier in de wind.

Een uitzinnige menigte rent de straten op en door om het blijde nieuws met elkaar te delen. Er heerst geen angst meer. Opluchting en blijdschap voeren de boventoon. Dagenlang vieren mensen feest in de straten van Delft omdat ze vrij zijn.

Foekje vertelt met een lach op haar gezicht: "Er reden tanks door de straten en de geallieerden deelden chocolade uit." En dan betrekt haar gezicht: "Maar het was ook een beeld van schrik voor bepaalde groepen mensen omdat ze met de Duitsers hadden samengewerkt. Ik heb het over de landverraders, de NSB'ers. En ook de meisjes die met de Duitsers hadden geheuld; zij werden allemaal kaalgeschoren.

Ik zie ze nog zitten op straat. Ze werden op een stoel neergezet voor hun huis. Dan keek de hele straat toe. Ze werden uitgescholden en toen ging al hun haar eraf. Later kon je ze nog steeds herkennen. Ze bedekten hun kale hoofd met een doek. Je weet wel, zoals vrouwen uit de badkamer komen met een handdoek over hun hoofd, zo zagen die meiden eruit.

Ik had geen medelijden met ze want het was hun verdiende loon. Eindelijk was er gerechtigheid. Ik had en heb nog steeds een heel groot rechtvaardigheidsgevoel.

Het was natuurlijk vreselijk oneerlijk dat Duitsers zomaar je huis binnenvielen. Ze namen dan van alles in beslag: fietsen, dekens, eten, radio's en natuurlijk mensen, eigenlijk alles wat ze maar mee konden nemen.

Daarom had mijn vader in de zomer de dekens verstopt in een kist. Deze begroef hij in de grond van onze achtertuin. Als het winter werd. groef hij de kist weer uit. Dekens had je gewoon nodig in de winter om warm te blijven. Gelukkig hebben de Duitsers bij ons nooit de dekens te pakken gekregen."

Na de bevrijding wordt er in de omgeving rond Delft voedsel gedropt vanuit vliegtuigen. De Fabritiusstraat grenst pal aan het weiland. Het gezin Bakels hoeft alleen maar door de eigen achtertuin te lopen om bij het voedsel te komen.

Foekje vertelt: "De meeste blikken waren gevuld met kaakjes, dat zijn een soort biscuitjes, en brood. Voor de rest weet ik het niet meer precies. Er werd heel veel gedropt, wel honderden blikken. Ik weet nog dat we een aantal blikken kaakjes hadden en toen zei mijn vader: 'We bewaren 2 blikken voor het geval er weer een oorlog uitbreekt.'"

Foekje lacht en vertelt verder: "We hebben ze wel 2 jaar bewaard. Maar op een gegeven moment hadden we zoiets: we eten het nu maar op. Ik weet ook nog dat ik een witte boterham kreeg. Een hele en die mocht ik in 1 keer opeten. Toen ben ik op de stoep voor ons huis gaan zitten. De boterham heb ik kruimeltje voor kruimeltje opgegeten. Daar denk ik nu nog steeds aan terug als ik een witte boterham eet."

De Vertrouwen is ongeschonden uit de oorlog gekomen. De zetschipper heeft het schip na de bevrijding naar Delft gebracht. De NSB'ers moesten als taakstraf het hele schip schoonboenen. Als dat gebeurd is, wordt het gezin Bakels herenigd met De Vertrouwen. Daarna stuurt Sjoerd Bakels zijn schip uit de haven van Delft richting de wateren van een vrij Europa.

Foekje Begemann-Bakels

Portretfoto van Foekje Begemann-Bakels

Foto: Foekje poseert in de eigen achtertuin.

De verteller van dit verhaal is de inmiddels 77–jarige Foekje Begemann–Bakels. Ze woont in Harderwijk. Tijdens het interview zit ze in haar favoriete stoel die bij het raam staat. Haar handen houden 2 naalden vast waarop draad is gespannen.

Ze breit een trui met een schip erop voor haar kleinzoon. Het voornemen is ‐ 'Dat vind je toch niet vervelend?' – om tijdens het gesprek gewoon verder te breien. Maar daar komt niet veel van terecht. Als ze teruggaat naar het verleden en haar verhaal vertelt, legt ze telkens haar breiwerk neer. Ze is volledig geconcentreerd op het juist reconstrueren van het verleden.

Hoewel ze bij het uitbreken van de oorlog nog maar 4 jaar oud was, benadrukt ze dat de verhalen waarheidsgetrouw zijn. Tijdens verjaardagen met haar familie praten ze met grote regelmaat over de Tweede Wereldoorlog. De verhalen die Foekje vertelt, zijn allemaal bevestigd door haar familie.

In 1936 ziet Foekje het levenslicht. Ze is het vijfde kind van Sjoerd en Lize Bakels en wordt geboren op De Vertrouwen. Het schip ligt dan aangemeerd in de plaats Vilvoorde in België. Als Sjoerd Bakels aangifte doet bij de burgerlijke stand, mag hij van de Belgische ambtenaar de naam opgeven. Hij zegt: "Ze heet Foekje Renske Bakels." De ambtenaar geeft ongevraagd zijn ongezouten mening en zegt: "Renske is geen naam."

Bij thuiskomst laat Sjoerd Bakels de papieren aan zijn vrouw zien. Zij leest hardop voor: "Foekje Renée? Het moet Renske zijn hoor!" Dan blijkt dat de Belgische ambtenaar de naam Renske op eigen initiatief heeft vervangen door Renée. Sindsdien gaat ze gemakshalve door het leven met alleen de naam Foekje.

Heeft de oorlog invloed gehad op het karakter van Foekje? Ze vertelt: "Ik was als kind zeer leer– en nieuwsgierig naar de wereld om mij heen. Daarnaast was ik ook een vrolijk en blij kind. De oorlog moet haast wel invloed gehad hebben op mijn vrolijkheid," analyseert ze. "Maar" zegt ze erbij "de vrolijkheid en de behoefte aan vrolijkheid is bij mij altijd gebleven.

Het is moeilijk om bij jezelf vast te stellen in hoeverre de oorlog je karakter heeft getekend. Iets wat je meegemaakt hebt, draag je altijd mee in je leven. Je weet nooit hoe je anders geweest had moeten zijn als je de oorlog niet had meegemaakt. Dat kan geen mens weten."

Van het nazisme en het fascisme tijdens de oorlog heeft Foekje niets meegekregen. Ze wijt dat aan haar leeftijd. Ze was destijds te jong om gebeurtenissen in z'n volle omvang te begrijpen.

"Je accepteert situaties als kind veel makkelijker omdat je er niet de juiste betekenis aan kunt geven. Het is een gegeven en je begrijpt het onvoldoende. Ik zal een voorbeeld geven.

Tijdens de oorlog ging ik 's ochtends scherven zoeken op het dek van ons schip. Dit deed ik samen met mijn broers, broertjes en zus. De scherven waren afkomstig van gebombardeerde schepen. Wie de mooiste scherven kon vinden, had gewonnen. Wij maakten er een spel van.

Het was natuurlijk heel erg dat die schepen gezonken waren en de inzittenden misschien overleden waren. Maar ik kon dat toen niet in het juiste perspectief plaatsen. Als ik daar nu aan terugdenk, ben ik daar zelf eigenlijk heel verbaasd over. Dat je er als kind een spel van maakt. Het is gek, maar het is wel zo."

Daarnaast kijkt Foekje heel nuchter terug op de oorlog. "Het is een periode die voorbij is gegaan", analyseert ze. "Maar" vervolgt ze, "je moet niet vergeten dat oorlog je leven wel tekent. De oorlog heeft bij mij vooral lichamelijk doorgewerkt.

Toen ik ongeveer 50 jaar was, was ik buiten aan het werk in de tuin. Opeens vloog er een vliegtuig heel laag over. Ik dook gelijk weer in elkaar en duwde mijn vingers in mijn oren. Ik deed dat op precies dezelfde manier zoals ik dat als kind ook deed tijdens bombardementen."

Het klinkt heel vreemd, maar Foekje vertelt dat de oorlog haar juist dankbaarder heeft gemaakt. "Mij heeft het in die zin wat opgeleverd. Als ik 's avonds mijn pyjama aantrek, denk ik: heerlijk dat dit kan. Ik kan rustig slapen want er is geen oorlog. Ik hoef niet meer in spanning te zitten voor dreigende bombardementen. Ook is er genoeg voedsel. Ik hoef geen honger meer te lijden.

Wij, die de oorlog hebben meegemaakt, waarderen de vrijheid veel meer dan zij die dit niet hebben meegemaakt. Ik besef wat het is om in vrede te leven. Ik denk altijd aan alle christenen die vervolgd worden om hun geloof. Zij leven dagelijks in spanning. Zij worden onderdrukt, opgepakt en vermoord omdat ze in God geloven. Ik bid elke dag voor ze dat zij op een dag in vrijheid hun geloof kunnen belijden."

Een foto van de 17-jarige Foekje die zit op het schip De Vertrouwen. Ze tuurt over het water
De 17‐jarige Foekje zit op het schip De Vertrouwen. Ze tuurt over het water.